vrijdag 30 november 2012


FLEUR MYRTHE TOPY RIEMERSMA, IC-verpleegkundige neonatologie
De vierde in de reeks opmerkelijke Venestraatbewoners

Fleur heeft op nummer 14 gewoond van 5 december 1987, nog geen week na haar eerste verjaardag, tot haar verhuizing naar Amsterdam om daar verpleegkunde te gaan studeren aan de Hogeschool van Amsterdam in augustus 2006.
Fleur kwam als jongste in het gezin van vader en moeder en twee dochters van een bovenhuis, drie hoog, in Amsterdam, in de Pijp, de Van Ostadestraat. Het nieuwe huis in Zwolle, in de Venestraat,  was onwezenlijk groot voor haar en zij speelde op de overloop, in een hoekje. Dat heeft natuurlijk niet lang geduurd. Haar derde verjaardag, met een zojuist gekregen uitrusting:



Toen zij afstudeerde als specialiste in de IC-verpleegkunde neonatologie, werkzaam in het Emma Kinderziekenhuis van het AMC in Amsterdam (2012).

Diploma-uitreiking in 2010 (rechts is vriendin Kim te zien)

 Eigenlijk had Fleur het ouderlijk huis al verlaten toen zij begin september 2005 op het vliegtuig stapte om een (klein) jaar te reizen, te werken kortom te backpacken in Australië. Fleur denkt daaraan met heel veel plezier terug en zij verlangt ernaar Australië terug te zien.

Nanny in Australië (2006)

Een maand heeft zij zich bovendien in het centrum van het wereldnieuws bevonden, toen in Oost-Timor een militaire opstand annex burgeroorlog uitbrak en Fleur met reisvriendin Carlijn  op bezoek was bij haar oom Eric, arts in Dili. (Vgl. Wikipedia: http://nl.wikipedia.org/wiki/Oost-Timor
Nog altijd is op het internet het reisverslag van Fleur na te lezen, bijvoorbeeld over genoemd verblijf op Oost-Timor.:
Fleur heeft met veel plezier de basisschool doorlopen op het Assendorperplein en daarna haar HAVO-diploma gehaald aan de Thorbecke Scholen Gemeenschap.
Een vrolijk kind met veel vriendinnen die langs verschillende sportverenigingen shopte en vele bijbaantjes heeft gedaan waarvan de leukste (vanwege de vriendschappelijke collega’s) ongetwijfeld die op de gebakafdeling van de HEMA was.
Tijdens haar studie was zij een in veel functies actief lid van roeivereniging Oceanos.

Surfing in 2003

Nu woont zij met Tycho, veelbelovend r&d specialist in de electronica branche, in Heemstede. Nog altijd heeft zij een stoet van vrienden en vriendinnen. En aan haar deskundigheid en toewijding voor de allerkleinste en allerhulpelooste te vroeggeborenen en hun bezorgde ouders, behoeft niet te worden getwijfeld.
Momenteel bereidt zij zich met haar zus Eva voor op hun reis naar Uganda. Eva was daar al eerder en deed daar vrijwilligerswerk. Haar enthousiasme heeft Fleur aangestoken. 
Toevallig organiseren beide zussen dit weekend een ‘garage sale’ om zoveel mogelijk geld in te zamelen dat in uiterst praktische Ugandese projecten geïnvesteerd kan worden: zaterdag en zondag 1 en 2 december Zuid-Schalkwijkerweg 37b  in Haarlem
We zijn benieuwd wat Fleurs volgende stap zal zijn.

Vandaag is het haar geboortedag. Wij wensen haar heel veel geluk 
F.S. LANGEMEIJER Hoofd-Ingenieur Directeur (H.I.D.)  van Rijkswaterstaat

De derde uit de reeks opmerkelijke bewoners van de Venestraat

Frans Silverius Langemeijer werd geboren in 1886, in Zeist. Getrouwd met Antonia Maria Winkel in 1917. Hij maakt carrière in de dienst, in de rijkswaterstaat wel te verstaan.
Van de meeste Venestraat-bewoners zal niet meer zijn te achterhalen dan hun naam, hun geboortedatum en de periode dat zij van de gemeenschap hier deel uitmaakten en wie er verder deel uitmaakten van hun gezin.
Maar er zijn er die in elk geval op het internet en in de vakliteratuur van hun eigen terrein sporen hebben nagelaten. En dat wil nog niet zeggen dat er dan verschillende foto’s traceerbaar zijn die een fotografisch beeld geven. Niet dus. En het is evenmin eenvoudig zo niet onmogelijk om een verstrekkender beeld te geven: of het aardige, hulpvaardige buurtbewoners waren die bij sneeuw het straatje schoonveegden voor de vele weduwen die de Venestraat altijd heeft gehuisvest.

Langemeijer dus. Ik ga me er eens voor zetten. Gezien de aansprekende functiebeschrijving moet er iets over hem te vinden zijn. In mijn eigen werkzame leven kwam ik regelmatig twee H.I.D.’s tegen (VROM had het fenomeen H.I.D. overgenomen), altijd uitgesproken baasjes. De auto-met-chauffeur waarmee zo’n H.I.D. ten Provinciehuize arriveerde, helpt de lezer wellicht te beseffen dat deze tak van dienst prat ging op het eeuwenoud vertrouwen van de ingezetenen in hun kunst en hun kunstwerken om de veiligheid tegen het water zo goed mogelijk te waarborgen. Maar laten we welzijn, het is in die eeuwen ook heel vaak misgegaan. Niet altijd desastreus maar dan toch in elk geval zeer schadelijk. Over alle watersnood die Zwolle vooral vóór het het afsluiten van de Zuiderzee met de Afsluitdijk te verduren had wanneer de wind uit de ‘verkeerde’ noordwestelijke hoek het water opstuwde, zal ik het hier nu verder niet hebben.
  
Als topambtenaar maakt Langemeijer deel uit van de 'kaste' die Nederland in die jaren bestuurt. Het is moeilijk om de pretentieuze macht van de rijkswaterstaat te overschatten. Welnu genoeg ‘duiding’, wat heeft Langemeijer als persoon voor Zwolle en de regio betekent.

Na zijn dienstbetrekking te zijn begonnen in Noord-Holland als diensthoofd van het arrondissement Hoorn wordt hij voor twee jaar uitgezonden naar de Antillen.  Eén van zijn kinderen wordt er geboren. Hij komt in 1920 terug.en wie weet nog enkele tussenstappen komt hij in Zwolle aan.
Zelfs de wikipedia vermeldt hem (tweemaal zelfs, waarvan één keer met foute initialen):
In de rang van hoofdingenieur directeur is hij diensthoofd voor het district Overijssel en Drenthe van R.W.S. van 1 oktober 1945 tot 1 juni 1951, tot zijn 65ste dus. Hij blijft in Zwolle wonen maar is dan al verhuisd maar de Wilhelminastraat 1.

Hij heeft zich in elk geval ingezet voor een spoedige herbouw van de IJsselbrug na de oorlog. De enige foto die ik van hem kon vinden, is dan ook bij die gelegenheid gemaakt. Hij knipt net niet zelf het lint door waarvoor de minister de schaar vasthoudt.


Zwolle bedankt hem ook voor zijn inzet om een H.T.S. te stichten. Vanaf 1914 wordt daarvoor geijverd, aanvankelijk voor een M.T.S. (-de H.T.S. was nog niet bedacht-) en in 1952 komt de begunstigende ministeriële beschikking dan toch af. Dit is de tekst dienaangaande: “In 1948 vroegen B. en W. bij het ministerie een MTS aan. In 1951 kreeg het verzoek van het ministerie ‘de ernstige aandacht’. B. en W. traden in contact met de slapende vereniging, die werd voorgezeten door ir. F.S. Langemeijer, hoofdingenieur-directeur bij Rijkswaterstaat.”
Aanvankelijk onderwijs in de Ambachtsschool en het Gymnasium  Celeanum aan de Veerallee als noodoplossing. In 1954 begon men met de nieuwbouw aan de Assendorperdijk. Langemeijer haalt de opening van de school niet. Hij overlijdt na slechts vier jaar van zijn pensioen te hebben genoten in 1955.
De school wordt als hommage naar hem genoemd, al weet volgens mij niemand dat (meer) in Zwolle. 

Eenmaal op zoek naar Langemeijer-foto’s kom je er een aantal tegen van het bestuur van de ZGB, de Zwolse Gymnasiasten Bond.


Ongetwijfeld is de ene Langemeijer, Nini, F.S.’ dochter en Hein zijn zoon.
Ook die hebben dus gewoond in de Veenestraat op 21 vóór zij naar de Wilhelminastraat verhuisden.
Dat moet net voor 1950 zijn geweest, want Veenestraat 21 wordt nog door de internationale Rotary opgegeven als het adres voor de chairman van de Zwolse afdeling, die na het stof van WO II neergedaald is, weer wordt toegelaten tot Rotary International.
Langemeijer is ook lid van de Vereniging voor de Beoefening van het Overijssels Recht, maar naar het schijnt wordt hij pas lid van deze beetje elitaire club ná zijn benoeming tot Hoofd-Ingenieur Directeur en hij in de Wilhelminastraat woont. In de Naamlijst der Leden lees je veelal “de heer en mevrouw Zus-en-Zo”, maar de heer Langemeijer staat solo in de lijst.
De foto.  Rechts zit 'Nini' Langemeijer (aanhalingstekens omdat in het bevolkingsregister deze naam niet voorkomt). Haar officiële naam is Eugenie, naar haar grootmoeder. Zij is van 1919, geboren in St. Martin (Sint Maarten). Op haar elfde kwam zij wonen in de Venestraat. Jong genoeg om nog een paar jaar buiten te spelen.


Nog een aardig detail. In 1956 publiceert zij het boekje Dag dokter, daar ben ik (met 18 illustraties van  Leeflang-Oudenaarden). Een informatief boek, een beetje prentenboek, dat aangeboden wordt door N.V. Nutricia, Zoetermeer. Kennelijk om kinderen voor te bereiden op ziekenhuisopname.
Op de achterkant van het boekje staat een zwart/wit foto van het oude Sophia Ziekenhuis, in Zwolle.



Dat brengt me terug bij de vader. Hij heeft enkele waterstaatkundige rapporten op zij naam staan:
-        * Regelung der Stauhöhe in den Haltungen und des Abflusses unterhalb dfer letzten Staustufe in kanalisierten Flüssen bei ausgenutzter bzw. Nicht ausgenutzter Wasserkraft Deel 1 van XVI. Internationaler Schiffahrt-Kongresse, 1935 (20 pagina’s).
-        * Rapport Onrendabele Kanalen (1950). Langemeijer was voorzitter van deze tragisch ogende commissie
-       *  Rapport over de voors en tegens van een tweede verbindingskanaal tussen IJssel en Zwartewater (1953). Eindrapport van een commissie die voorgezeten werd door Langemeijer.
  
Zijn bijdragen aan de Westindische Gids zijn interessanter. Het aardige is bovendien, voor mij althans, dat mijn grootvader de redacteur is van dit tijdschrift, zelf ook uitgezonden geweest naar de West. Mijn grootvader was secretaris van de redactie en eindredacteur van 1933 – 1949; over zijn betrokkenheid bij de West Indische Gids en de West is te lezen:
http://www.kitlv-journals.nl/index.php/nwig/article/viewFile/5105/5872).
Hij en Langemeijer zullen dus zeker met elkaar gecommuniceerd hebben. 

De artikelen die Langemeijer  kunnen worden nagelezen bovendien, want de West Indische Gids is heel goed ontsloten door de digitale versies: Ik noem vier titels waarvan het laatste artikel het interessantst is. Met 'oorlogstijd' wordt hier uiteraard de tijd van de Eerste Wereldoorlog bedoeld. 
Langemeijer beschrijft hoe het scheepvaartverkeer naar de West en ook dat naar de Oost omgeleid werd via New York en hoe een ieder zich bewust was van het gevaar vanwege de nietsontziende Duitse onderzeeërs. De schepen waren overbevolkt en zijn vrouw en hij sliepen in gescheiden hutten met vreemden. Hij beschrijft ook de aankomst in New York en hoe het een probleem was dat hij toevalligerwijs twee weken voor het uitbreken van de oorlog in Duitsland en Oostenrijk (met vakantie) was geweest. En nog veel meer.
Aan het eind van dit bericht geef ik enige titels en vindplaatsen van Langemeijers West-Indische artikelen. Hij schreef er meer.

De tweede ZGB-foto. Tweede van links is 'Hein' Langemeijer. Ook 'Hein' is geen officiële naam. Hij is geboren op 26 september 1922 en op z'n achtste in de Venestraat komen wonen. Hij is vernoemd naar zijn oom Henri Cornelis Gerard. Die oom kom je op het internet veelvuldig tegen. Wat er van Henri geworden is, heb ik (nog) niet kunnen achterhalen.


De West-Indische Gids:

  • 1. Het klimaat en de natuurverschijnselen op onze bovenwindsche eilanden, februari 1934
  • 2. Van drie toppen van het Antillen-massief, een orogragfische schets van de Bovenwindse eilanden, 1943
    3. Korte beschrijving van de Grote Baai op Sint Maarten,
    4. Eene reis naar St. Maarten in oorlogstijd, april 1937

    donderdag 29 november 2012

    INSPECTEUR der ALGEMEENE BEWAARPLAATSEN EN RECLAME MAATSCHAPPIJ AMSTERDAM N.V.

    Dat was Thiebout dus in zijn tweede leven toen hij in de Venestraat woonde.Inspecteur der Algemeene Bewaarplaatsen en Reclame Maatschappij. Dit bedrijf exploiteerde intramurale rijwielstallingen bij NS-stations. ANWB-leden konden een couponboekje bestellen waarmee zij voor de eerste dag korting kregen. Voor elke volgende dag moesten zij overigens f 0,05 bijbetalen.
    Was de Venestraat in Thiebouts tijd ook reeds de chaotisch geïmproviseerde fietsenstalling die het nu is en moeten wij zien inspecteurschap zien als een door een zekere nood gedreven opdracht, onder aanmoediging van straat- en buurtgenoten, om trottoirs en voetpaden te vrijwaren van veelal oververmoeide fietsen? Nee, zeker niet. De fiets was nog lang niet het super-democratische, leeftijdloze, krisisbestendige  transportmiddel. Sterker nog, broer Carel (Thiebout, 1868-1958) staat bekend als de éérste fietsbezitter in Zwolle. Er zijn er die denken dat Noach en zijn vrouw op een mannetjes- resp. vrouwtjes-gazelle de ark binnentoerden, maar die waren toch te voet. Anders gezegd het moment dat Zwolle de eerste fiets(er) mocht verwelkomen is eigenlijk heel recent en dan ook nog Thiebout-gerelateerd. Wie dat niet wil geloven, deze tekst ontleen ik aan het Zwols Historisch Tijdschrift (2000, 3):
    "Carel was sportief van aard (...) De fiets was toen nog niet zo lang uitgevonden en Carel jr. heeft de eer de eerste fietser in Zwolle te zijn geweest. Zijn dochter Cateau kon zich in 2000 nog goed herinneren dat er in de gang van hun huis een geel loopfietsje stond. Voor Carel was het loopfietsje bijna een heilig relikwie. Behalve de loopfiets bezat Carel ook een vélocipède waarmee hij Zwolle doorkruiste."
    En het Historisch Centrum Overijssel vult aan (met deze illustratie als ondersteuning):
    "Wegbereider voor de wielersport
    De ouders van mr. Carel Hendrik Thiebout konden zich wel een fiets permitteren, want zij behoorden tot de voornaamste families van Zwolle. Hun zoon kreeg in 1882 een houten ‘Burgers-kar’ die was gemaakt door de gelijknamige fabriek in Deventer.
    De jonge Carel Hendrik had al snel de smaak van het fietsen te pakken en begaf zich op het sportieve pad. Op 20 juni 1886 won hij op de tandem met zijn makker R.Th. baron van Van Pallandt een wedstrijd over honderd kilometer en daarmee was het duo Nederlands kampioen. Ze deden er 4.48 uur over, precies een kwartier minder dan nummer 2. Trots poseerde Carel Hendrik, samen met de baron én met zijn broer Willem, temidden van de leden der op 11 maart 1882 opgerichte Zwolsche Vélocipèdeclub “Celeritas”. Later gingen deze heren bijna zonder uitzondering door het leven als griffier bij het kantongerecht, notaris, advocaat, directeur van een grote maatschappij, geneesheer, burgemeester of gouverneur dan wel gezant in verre streken."

     Samengevat, wij weten niet hoe gemotiveerd J.P.G. zijn controlerende taken uitvoerde. Hij woonde dicht bij het station en dat is uiteraard plezierig als je vaak op dienstreis moet naar andere stations-met-bewaarplaats in de regio.
    De maatschappij waar J.P.G. in dienst was, ken ik ook uit een ander verband. Ik neem integraal een tekstdeel over van Marieke van der Velde's paper "F.W.A. de Kock van Leeuwen. Het koloniale avontuur van een gewone man ten tijde van de Tweede Wereldoorlog.":

    "Als gedeputeerd lid van de Raad van Beheer van de N.V. Algemeene Bewaarplaatsen en Reclame Maatschappij, een bedrijf dat fietsenstallingen rondom stations exploiteerde, heeft hij er veel moeite voor gedaan om er voor te zorgen dat zijn werknemers niet naar Duitsland uitgezonden zouden worden in het
    kader van de Arbeitseinsatz. Een medewerker van de firma de Kock en Co verklaart op 15 november 1946 hoe De Kock van Leeuwen uitzending van zijn werknemers voorkomen heeft. ‘Op last van De Kock werd nimmer een opgaaf verstrekt aan de arbeidsbureaus van het bij bovengenoemde NV in dienst zijnde bewaarderspersoneel van +/- 200 à 250 man. In 1943 vond er een uitkammig plaats bij de Reclame Mij. De Kock heeft toen van de Hauptabteilung soziale Verwaltung na veel moeite een schriftelijke verklaring weten los te krijgen aan de hand waarvan het voor uitzending in aanmerking komend personeel kon worden gevrijwaard van arbeid in Duitsland. Toen tot tweemaal toe personeel van de  Algemeene Bewaarplaatsen en Reclame Maatschappij Amsterdam N.V. door de Duitse politie dreigde gearresteerd te worden wegens vermissing van rijwielen van Duitse militairen, wist De Kock door zeer energiek opreden deze arrestaties te voorkomen."

    Wie meer wil weten over Kock van Leeuwen, vast ook de chef van J.P.G., dit afstudeer-werkstuk staat op het internet: http://igitur-archive.library.uu.nl/student-theses/2011-0909-200940/UUindex.htm
    l

    Ook de inspecteur ging heus nog wel uit varen. Hier met zijn vrouw in de Grutto.







    woensdag 28 november 2012


    J.P.G. THIEBOUT (1873 – 1941), stuurman, botenbouwer en inspecteur
    In de reeks opmerkelijke bewoners van de Venestraat de tweede

    Zeilen en zeiljachten, zij zijn mijn onderwerpen niet. Maar het had gemakkelijk anders kunnen zijn, besef ik als ik Nederlandse Jachten 1875 -1975 (Elisabeth Spits, 2007) in handen krijg. Schitterende objecten waar je dadelijk de intense toewijding van de botenbouwers en hun grote deskundigheid en door de traditie gemunte ervaring aan afziet, in dit overtuigende boek.
    Met onder andere genoemd boek en het artikel van Thera Tromp Meesters over de familie Thiebout in het Zwols Historisch Tijdschrift (2000) als bronnen geef ik de volgende samenvatting van J.P.G.’s wortels.

    De oorsprong van de familie Thiebout ligt in Frankrijk. Zij waren Hugenoten die na 1685 in Nederland terecht kwamen. Carel Thiebout (1802 – 1870), de grootvader van J.P.G. verhuisde in 1825 naar Zwolle. Hij werd leraar later rector aan de latijnse school. Zijn zoon  Johannes (1828 – 1903)  werd eerst advocaat en na een jaar of zes een soort van beroepsbestuurder (gemeenteraad, wethouder, provinciale staten, polderbestuur Mastenbroek etc.). Hij liet een riant huis bouwen aan het Klein Weezenland (nu van Royensingel) en “omringde zich met schilders en musici”. Johannes trouwde in 1857 met Diderica Elisabeth Post en hertrouwde na haar premature overlijden op haar 32ste met Johanna Wenckebach, J.P.G’s moeder. J.P.G. was de jongste van de vier kinderen uit dit huwelijk.



    Thera Tromp Meesters vraagt zich af hoe deze Johannes zich die overvloedige villa en bijbehorende levenswijze kon permitteren. Erfenissen, denkt zij. Ik hoop het maar, want anders zou men moeten speculeren over zijn openbare ambten als bron van weelde.

    Met dat huis aan het Klein Weezenland maakte hij pas als tweede (voor wat betreft de gefortuneerde burgerij) de sprong over de stadsgracht. In het tuinbouwgebied rond de Tuinstraat en aan de uitvalswegen stonden al wel huizen en huisjes van de werkende klasse. Achter Thiebouts huis lag de “Lindenhof” die doorliep tot de Tuinstraat. Maar helaas, het Zwolse stadsbestuur heeft een reputatie in het (doen) slopen van monumentale bebouwing ten gunste van de quasi moderne kitsch. Zoöok in 1972 toen Thiebouts villa op de hoek van de Zeven Alleetjes en de Van Royensingel moest wijiken voor de huiveringwekkende en vergeefse uitbreiding van het kantoor van de daarna algauw overgenomen IJsselcentrale.

    Enfin, J.P.G. is geboren in die villa en ging in Delft scheepsbouw studeren. Heeft hij daarvoor of daarna aangemonsterd bij Smit & Co? Hij heeft in elk geval voor deze rederij enkele jaren als stuurman gevaren, rond 1900.
    Maar hij is vooral bekend gerworden als botenbouwer. In verschillende publicaties wordt de loftrompet gestoken over zijn wherries. Hij sticht met compagnon Baay aan de Amstel zijn eigen werf (gemeente Ouder Amstel). Hij bouwt hier motorjachten en schept op die manier “de ruimte om te experimenteren met nieuwe vormen gebaseerd op bestaande scheepstypen.”



    Hij is niet alleen actief op zijn eigen werf , want een Kampens bedrijf noemt hem ook als samenwerkingspartner. Kampenaar Gerrit Albert Kroes is in 1910 een bedrijfje begonnen aan de IJsselkade in het centrum van Kampen met het vervaardigen van masten, blokken en pompen. Naast deze werkzaamheden werden ook reparaties en onderhoud uitgevoerd aan wherries van de Kamper Roei- en Zeilvereniging. Kroes maakte kennis met de jachtontwerper J.P.G Thiebout en bouwde eind jaren 20 een aantal scheepjes in opdracht van hem.

     J.P.G. is al wat ouder als hij hier in de Venestraat op nummer 8 komt wonen, in 1931 tot zijn dood in 1941.  Hij is dan net getrouwd, op zijn 57ste, met de negen jaar jongere Frieda Wispelwey. Nu is zijn beroep “Insp. d. Alg. Bew. en Recl. Mij”. Op een genealogische website wordt ook vermeld dat hij “inspecteur” is van beroep. Maar ik kan onmogelijk achterhalen wat J.P.G. inspecteert en waar de afkorting voor staat.

    .
    Thiebout in zijn Eva. Voor zijn trouwen noemde hij zijn eigen boten steeds naar zijn moeder, Eva dus. Dat schrijft althans Elisabeth Spits. Zijn oudste zus heet Eva, terwijul zijn moeder Johanna is gedoopt maar wie weet Eva als roepnaam had.

    Het Maritiem Museum in Rotterdam is in het bezit van een fotoboek dat zijn weduwe Frieda Wispelweij, die nog 15 jaar in de Venestraat blijft wonen, aan het museum heeft nagelaten.

    Het fotoboek Thiebout : Reproduktie van een fotoalbum nagelaten door mevrouw F. Thiebout Wispelweij te Kampen. (schepenlijst, signatuur  Gr-97-229, inventarisnr. 1997.4479, 37 pagina’s, multomap, trefwoorden    Thiebout,  Amstel,  Werf De Amstel,  Thiebout,  wherry,  kano,  zeiljacht,  motorjacht,  giek (bijboot),  sloep, 1908-1998). De “stukken betreffende J.P.G. Thiebout”worden bewaard door het Scheepvaartmuseum onder het inventarisnummer H414.

    Via de website www.maritiemdigitaal.nl  zijn de scheepvaartkundige antecedenten van Thiebout gemakkelijk te achterhalen.

    Jammer dat wij J.P.G. vasn nummer 8 niet meer in levende lijve kunnen tegenkomen.

    maandag 26 november 2012

    LEOPOLD BEERS, directeur stedelijk muziekkorps
    In de reeks opmerkelijke bewoners van de Venestraat de eerste

    Historische inleiding.
    Rien van Beusichem heeft op het internet de vrucht gepubliceerd van zijn studie naar militaire muziek en de militaire muziekkorpsen. Het hele verhaal is hier te vinden:
    Halverwege doet hij verslag van een ‘rondgang’ langs de provinciehoofdsteden en doet hij ook Zwolle aan.

    3.1.5   ZWOLLE:  muziek voor Schutterij, tuin en sociëteit.
    Wij lezen daar een prachtige veelzeggende passage:  
    Ook in Zwolle is een muziekkorps der Dienstdoende Schutterij actief geweest. Waarschijnlijk heeft de Schutterij zich de eerste twintig jaar (let op: dat is van 1815 - 1835) moeten behelpen met enkele tamboers en hoornblazers. Dit gezelschap werd langzaam uitgebreid tot een zeer bescheiden muziekkorps. Tot het eind van de jaren dertig was er in Zwolle allerminst sprake van een veelzijdig muziekleven. Eén van de belangrijkste musici in die tijd was F.C. Crönert die in 1837 in gemeentedienst was gekomen als stadsmusicus/muziekdirecteur. Zijn belangrijkste taken waren het geven van zangles en het verzorgen van koordirecties. (...)

    Het heeft er alle schijn van dat in Zwolle het meer deftige muziekleven zich vooral via de vocale lijn heeft ontwikkeld.(...). Nadat het orkest Caecilia in 1871 (wederom) ter ziele was gegaan is in 1878 nogmaals gepoogd een orkest te formeren, nu onder de naam Zwolsche Orkestvereeniging. Bij gebrek aan publieke belangstelling werd het orkest in 1891 ontbonden.

    Het andere genre werd vertegenwoordigd door het muziekkorps van de Dienstdoende Schutterij dat 32 jaar lang, tot 1903, zich heeft laten leiden door het stokje van meester Wagner. Weliswaar niet Richard maar dan toch wel Heinrich Friedrich.

    In 1903 kwam het muziekkorps der Dienstdoende Schutterij onder directie van Leopold Beers die het korps leidde tot aan het moment dat de Schutterijen in Nederland werden opgeheven. Het is zeer waarschijnlijk dat het muziekkorps ook daarna als stedelijk muziekkorps is blijven voortbestaan. Een sterke aanwijzing voor deze veronderstelling vormt een besluit uit 1924 van de gemeenteraad van Zwolle strekkende de opheffing van het Stedelijk Muziekkorps. Dat betekent dat er tot vrij ver in de twintigste eeuw een door de gemeente gefinancierd muziekkorps is geweest.

    Wij mogen vereerd zijn te weten dat Leopold Beers waarschijnlijk met genoegen bewoner was van de Venestraat. Hij woonde op nummer 6 tot 1924, het jaar van de opheffing van ‘zijn’ korps.

    Overigens blijkt uit de annotatie bij deze foto van een onbekende fotograaf, dat de foto omstreeks 1900 is genomen, waarschijnlijk in de tuin van de Buitensociëteit die in 1877 haar (tuin)deuren opende. Beers woonde toen nog in de Koestraat (17a).


    zondag 25 november 2012

    CONFECTIEFABRIEK  Fa  ED. PALM  en CO
     De eerste uit de reeks economische activiteit in de buurt

    Ik heb mijn studiegebied met de Venestraat als centrale gedeelte afgegrensd met de straten waartussen de Venestraat een verbinding maakt: van Oosterlaan via Hertenstraat naar Tuinstraat. En met de parallelstraten, waaraan de tuinen van de Venestraat grenzen: de Terborchstraat en de Derk Buismanstraat. Ik heb het gevoel, dat dit gebied veel heeft gedeeld in de historische 100 jaar dat het Hertenland getransformeerd is van drassig weiland op laag veen tot de levendige, gemêleerde woonbuurt tussen station en stadscentrum die het nu is.
    Opvallende veranderingen zijn de functie-wijzigingen die veel panden hebben ondergaan en rigoreuzer nog de sloop van kenmerkende bouwwerken om plaats te maken voor iets totaal anders.

    Soms komt zo’n functionele modernisering verrassend aan het licht. Vital Place, de sportschool in de Tuinstraat, laat op haar website bijvoorbeeld een foto zien van een kleine anderhalf jaar geleden hoe de oude oorspronkelijke naam en functie van het gebouw te voorschijn kwamen: Confectiefabriek Fa Ed. Palm en Co meer dan een halve eeuw verscholen achter / onder de oude zonwering.
    Eduard Palm (geboren in 1876 in Nieuw Amsterdam), vanaf 1930 weduwnaar woonde met zijn zoon Charlie-Samuel, schoondochter, kleinkind en dochter Meta in de Terborchstraat, nummer 2. Vanaf 1 november 1921 staat hij bij de Kamer van Koophandel ingeschreven met zijn onderneming in manufacturen en gros. Dan woont hij ook al in de Terborchstraat waar hij kantoor houdt. ’t Is mij onbekend of en zo ja waar hij in die beginjaren magazijnen en werkplaatsen heeft gehad hier in Zwolle.
    Wellicht biedt een bekendmaking van de Kamer van Koophandel in Meppel van 4 maart 1940 daarover uitsluitsel. Daaruit kan worden geconcludeerd dat Eduard aanvankelijk het bedrijf van zijn vader, Samuel senior, in Nieuw Amsterdam heeft overgenomen. Samuel sr. is al in 1909 overleden en Eduard was toen 33 jaar.
    De inschrijving van het bedrijf Fa. S. Palm is per genoemde datum (in 1940) doorgehaald.
    Eduard had kennelijk in 1933 besloten hier in Zwolle opnieuw te beginnen.   

    In 1933 heeft hij in de Tuinstraat een rijtje onbewoonbaar verklaarde krotwoningen gekocht en de gemeente vergunning gevraagd deze te mogen slopen en in plaats daarvan nieuwbouw te plegen. Architect Boxman uit de Hertenstraat (nr. 44) ontwerpt een tweelagig gebouw.


     't Is wel een heel simpel en goedkoop geheel, zonder ornamentiek, afgekeerd van de blik van de passanten. Het biedt in geen geval vreugde voor liefhebbers van industrieel erfgoed. Vital Place heeft er gelukkig nog iets aantrekkelijks van gemaakt.


     Beneden tien garageboxen, boven ateliers en magazijnen. Ik neem aan dat Palm de garageboxen verhuurt en dat hij op de bovenverdieping zijn confectiefabriek heeft. Regelmatig verschijnen er personeelsadvertenties in de locale krant. Gegadigden moeten zich melden in de Terborchstraat.



    De fabriek floreert kennelijk. Maar Eduard wordt ziek, hij treedt af als directeur per 27 juni 1940.


    Eduard Palm sterft een klein jaar later op 18 april 1941 een natuurlijke dood “na een langdurige ziekte”. Als man van de wereld zal hij met vrees en beven de consequenties van de Duitse bezetting voor de Joden hebben zien aankomen.


    Hopelijk vind ik nog een foto van hem.
    Zijn jongste dochter, Meta, werd in Sobidor vermoord, in april 1943. Sariena, de oudste dochter, trouwt op 10 februari 1943 met Frank David, in Westerbork nota bene. Toen ik dat laatste nog niet wist, en blindelings de op het internet rondgaande bewering had overgenomen dat deze Frank David de 80 al was gepasseerd, wierp ik nog de vraag op: "Moest dit huwelijk haar uit handen van de Duitsers redden? Tevergeefs."
    Maar ook hier wreekte zich dat het internet niet steeds betrouwbaar is. David Frank was helemaal geen 80 jaar, maar geboren op 4 juni 1902 in Sögel, dus 40 bij zijn huewelijk. Een half jaar later wordt hij vermoord in Auschwitz, op 1 september 1943.



    Sariena, geboren op 18 januari 1916 in Emmen, is vermoord in Auschwitz op 30 april 1944. Hoewel zij volgens de opgave van de inschrijving van het bedrijf bij de Kamer van Koophandel inwoonster is van Zwolle komt zij niet voor in de lijst van Joodse inwoners in het Herinneringsboek Joods Zwolle 1940 – 1945 (David Stibbe, Jaap Hagedoorn, 1995).
    Mogelijk is zij ten leste nog verhuisd naar Zandvoort (zoals een vermelding op het internet wil), misschien wel vanwege haar huwelijk. In de overlijdensadvertentie voor haar vader Eduard wordt evenwel ’s-Gravenhage als haar woonplaats opgegeven.
    Roza overlijdt 22 juni 1943 in Amsterdam. Klinkt minder dramatisch dan Sobidor en Auschwitz, maar te vrezen valt dat haar lot evenzeer tragisch is geweest.
    De enige zoon, Charlie-Samuel duikt met zijn gezin dook onder en overleeft de oorlog. Zijn beroep is koopman. Ook hij wordt niet oud, overlijdt in 1980.
    Het lot van deze familie legt een zwaar gewicht in de schaal van de historische gebeurtenissen in deze buurt.

    Veel is er over de fabriek, vanaf 1934 in bedrijf, niet te achterhalen. Palm vraagt zo nu en dan personeel, maar hij adverteert niet met eigen producten onder eigen merknamen. Het enige levensteken is het bericht dat de hele boel bijna in brand is gevlogen.
    Maar hoeveel meisjes werkten er en wat verdienden zij? En wat maakten zij precies?


    De overlijdensadvertentie hierboven is uit het Joods Weekblad. Het personeel zette in de locale krant een eigen advertentie:


    Na het inwerking treden van het verbod voor Joods ondernemers om een zaak te exploiteren, werd de fabriek in Zwolse Tuinstraat, door de Duitsers overgenomen. Om die te liquideren.


    Na het Duits hieronder de Nederlandse tekst. Er moet een hooggezeten landgenoot ten departemente zijn geweest die zijn handtekening zette, uitvoering gevend aan de "Verordening tot tot verwijdering van joden uit het bedrijfsleven". 
      

     Uiteindelijk wordt de liquidatie in 1944 bekend gemaakt. Soberder, somberder kan het niet:


    Onwerkelijk naschrift

    "Dit huis was in de oorlogstijd helemaal leeg, hier had de Fam. Palm gewoond die een confectiefabriek hadden in de Tuinstraat vlak achter ons huis in de Elbertstraat. Wij hadden in die tijd een club opgericht die de Sluipende Panter als naam had, vrienden uit die tijd zullen dat zeker nog wel weten. Wij hebben in dit huis gespeeld aan de Terborchstraat hoek Zevenalleetjes."
    Schrijft Wijnand Veenendaal op zijn website http://www.terragrafimedia.nl/grootvaderstijd/?page_id=89 
    (Dit is Terborchstraat 2)
    
    

    woensdag 21 november 2012

    De gewraakte panden. Jarenlange leegstand en verwaarlozing. De gemeente voert een beleid dat gericht is op spreiding van de kamerbewoning over een groter deel van de stad. In de Venestraat is de door de gemeente per postcodegebied gestelde grens voor het maximaal aantal panden dat geëxploiteerd mag worden wordt door huisjesmelkers en kamerverhuurbedrijven, al dik overschreden. Maar toch wil een BV die zijn geld verdient met het verhuren van kamers aan studenten met een autisme-stoornis zich via gerechtelijke processen tegen de gemeente en de buurtbewoners toegang tot deze panden verschaffen.

    Dit was ooit het grazige Hertenland

    HET HERTENLAND


    De actualiteit


    Woningen Venestraat nog leeg

    Auteur: Chantal Zwaag |   maandag 19 november 2012 | 

    ZWOLLE - Al ruim vijf jaar zitten de bewoners van de Venestraat in de wijk Assendorp tegen de lege panden te kijken op nummer 23, 25 en 25a. Een jaar terug stonden plotseling autistische studenten klaar om in de panden te trekken.
    Ondanks bezwaar van de buurtbewoners. Toch hebben ze liever niet dat de gebouwen leeg staan.

    "Het wordt er niet beter op, want in de afgelopen jaren is er helemaal geen onderhoud geweest aan de panden. Zo gaat het snel achteruit", vertelt buurtbewoner Peter Riemersma.

    De mogelijke huurder, Stumass BV, die studenten met een autisme-spectrum stoornis helpt om zelfstandig te wonen, had volgens Riemersma aangegeven geen studenten onder te brengen als de buurt het niet wilde hebben. "Toen ze op de stoep stonden, heeft de gemeente de boel dichtgetimmerd. De indruk wordt nu gewekt dat wij tegen autisten of tegen studenten zijn, maar dat is helemaal niet zo."

    In de Venestraat wonen veel studenten, dus de bewoners vinden het naar eigen zeggen niet nodig dat er nog meer studenten bij komen. "Na het dichttimmeren kregen wij de vraag voorgelegd of wij het goed vonden als er een gezin met tien kinderen zou komen wonen. Prima, maar die mensen hebben we nooit gezien." Hij en buurtbewoner Sjaak Plender denken dat via die weg gepeild werd waar zij tegen waren.

    Uiteindelijk kwam er een rechtszaak naar aanleiding van de kwestie waarbij aan de ene kant de gemeente Zwolle en de bewoners stonden en een de andere kant de eigenaar van het pand en Stumass. Hieruit werd duidelijk dat de autistische jongeren mogen wonen in het pand en dat het dichttimmeren niet had gemogen. "Ze zouden dan gezien worden als een gezin. Zij hebben namelijk begeleiders, eten gezamenlijk en er is een rooster om samen schoon te maken. Dit slaat nergens op, want dat hebben de meeste andere studenten hier in de straat ook en zij worden ook niet gezien als gezinnen", beaamt Plender. "Het is tragisch dat een rechter zich zo laat meeslepen", vult Riemersma hem aan.

    Riemersma en Plender zijn bang dat als de autistische studenten 'als gezin' intrekken in de panden, het einde zoek is. "Dan moet eerst maar eens uitgezocht worden wat precies een gezin is", vinden ze. Ze benadrukken nogmaals dat ze niets tegen studenten hebben. "Met de studenten in de straat kunnen we het goed vinden. Als er wat aan de hand is, praten we daar gewoon over."

    Volgens de buurtbewoners gaat de gemeente Zwolle in hoger beroep bij de Raad van State. "We hopen dat ze dan inzien dat nog meer studenten in de straat niet handig is. En dan kan er wat ons betreft een kantoor komen of een gezin. Liever vandaag dan morgen."

    dinsdag 20 november 2012

    In de raadsvergadering van 28 mei 1914 is aldus besloten.

    vrijdag 16 november 2012

    TOEN DE VENESTRAAT NOG VEENESTRAAT WAS (1925)






    Dit kaartje is een illustratie bij het bericht van gister, 15 november. 

    Aan de Terborchstraat staan al grote huizen al of niet in blokken van twee of drie. 

    Vanaf de Tuinstraat  loopt een klein bebouwd straatje noordoost - zuidwest. Dat is dan nog de Tuindwarsstraat, maar in 1919 heet dat ook Veenestraat: "kleine Venestraat" nog steeds in de volksmond, (na de spellingsvereenvoudiging in 1947). 

    De douarière Van Nagell heeft haar grond verkocht aan een projectontwikkelaar, de Zwolsche Bouwmaatschappij, maar op deze plattegrond heeft dat nog niet tot iets geleid. Broekema, bekend van de Venestraat, tekent voor de noordkant van de straat: de panden 5 - 19. Pas na de dood van de barones wordt haar buitenplaats landgoed Pniel afgebroken en de grond van het landgoed verkaveld door de Zwolsche Bouwmaatschappij. Alle huizen in de Van Nagellstraat zijn gebouwd vlak voor of in 1900.

    Ook te zien op de uitsnede van het kaartje zijn de ontwateringssloten in de weilanden van het Hertenland zijn; net niet de tracée's voor de latere Venestraat, Buismanstraat en Oosterstraat.

    De zwarte lijn van het station via de Stationsweg, Weezenland, Nieuwe Havenbrug naar het centrum staat voor de route van de paardentram die van 1885 tot 1919 door Zwolle liep.


    donderdag 15 november 2012

    De Zwolse Venestraat 1914 - 2014


    In 1914, in de mei-vergadering besloot de Raad van Zwolle dat één van de nieuwe straten van de Oosterlaan naar de Hertenstraat de naam Veenestraat zou krijgen. Naar het laagveen in de laagte waar deze woonstraat geprojecteerd was.
    Op dat moment verrees reeds aan de rechterkant, de oostzijde, een door de Kampense architect Broekema getekend complex van 12 herenhuizen. Met een poort/gang tussen de dubbele panden 10 en 10a enerzijds en 12 en 12a anderzijds als as valt nog altijd de strenge symmetrie op tussen de noord- en zuid-helft van de gevelwand: 2 - 10 heeft 12 - 20 als pendant, of moet ik zeggen spiegelbeeld.
    Omdat in het ontwerp verschillende stijlelementen bijeengebracht zijn die in de periode om de vorige eeuwwisseling gepraktiseerd werden, spreken kenners hier van de Um 1800 stijl, die overigens haar hoogtepunt gekend schijnt te hebben van 1905 - 1914 en misschien beter de Um 1900 stijl had kunnen heten. Enfin, hier een citaat uit de Wikipedia dienaangaande:

    De Um 1800 Bewegung vertegenwoordigt een conservatieve bouwstijl die een reactie was op het rationalisme in de bouwstijl, waarvan bijvoorbeeld Hendrik Petrus Berlage een vertegenwoordiger was. De Um 1800-stijl vond haar hoogtepunt in het tijdvak 1905-1914.

    Tegenover dit rationalisme stelde de Um 1800 Bewegung de Lodewijk XVI-stijl als ideaalbeeld. Deze stijl werd toen als de laatste echte stijl beschouwd. Soms echter waren ook zeer duidelijke neoclassicistische invloeden aanwezig, en ook Jugendstil-elementen kwamen voor. Ze wordt dan ook wel nieuw historiserende stijl of heroriëntatie genoemd.

    Op stadsplattegronden uit de periode van 1865 tot 1920 is te zien dat de stadsuitbreiding in zuidoostelijke richting vanwege de aanleg van de ijzeren spoorweg Kampen – Utrecht via Zwolle en de bouw van eerst een houten en later een modern stenen stationsgebouw geleidelijk verloopt. Er is geen omvattend plan voor het bebouwen van de weilanden tussen het nieuwe stations-emplacement dat midden in de weilanden ligt, en de oude stad. Buiten de poort aan de overzijde van de stadsgracht liggen dan al wel de tuinen die de stadsbewoners van verse groenten voorzien. En er is allicht bebouwing langs de wegen die naar het achterland lopen, naar het kleine Schelle en het belangrijker Deventer. Maar er is nog geen sprake van een aaneensluitende bebouwing waarmee het station aan de stad geklonken zou zijn. De reizigers worden per koets afgehaald, moeten naar de stad lopen of nemen de paardentram.

    De stadsontwikkeling gaat hier in het laatste kwart van de negentiende eeuw geleidelijk. Van straat tot straat. Beter nog: van blok tot blok. In Assendorp wordt nu druk gebouwd en dichter naar het station verschijnen de duurdere huizen. Zowel aannemers als kleine woningbouwverenigingen fungeren als projectontwikkelaars.

    Langs het station loopt naar het westen de Wester-allee, al gauw Westerlaan, en naar het oosten wordt de de door de dubbele rijen zware bomen schemerachtige Ooster-allee tezelfdertijd de Oosterlaan.
    De weilanden van de Hervormde Gemeente waar de Venestraat en de Oosterstraat en daartussen de Derk Buismanstraat, gebouwd zullen worden, lopen licht af van wat dan niet voor niets de Tuinstraat heet, naar het station en de spoorweg. Daartussen loopt een stinkende sloot, een vaartje dat officieel het Molenwater heet en daarlangs een pad, het Groenewegje. Deze weilanden hebben een mooie pastorale veldnaam: het Hertenland.
    Als het Molenwater gedempt is en het Groenewegje (in gedeelten) geplaveid, rechtgetrokken en gereconstrueerd is, wordt dat de Hertenstraat.  
    Kortom, de drassige weilanden tussen station / spoor en Tuinstraat / Deventerstraat (vanaf 1947: Van Karnebeekstraat) vormden twintig jaar een enclave, zoals te zien is op een kaart uit die tijd.

    Als er dan eindelijk huizen gebouwd worden en straten aangelegd wordt het oppervlak met twee meter zand verhoogd, zoals vereist in het bestek. Nog altijd valt op dat de tuinen aan weerszijden van de Venestraat zoveel lager liggen dan het straatniveau.

    Op de verdere bouw, de bewoners, de economie kortom op de kleine geschiedenis van de Venestraat ga ik hier verder in.